Bingo kaarten

Wil je een keer meedoen aan het leuke gezelschapsspel bingo? We leggen uit hoe bingokaarten werken, wanneer je ‘Bingo’ mag roepen en met hoeveel kaarten je het best kunt spelen.

Hoe werken bingokaarten?

Bingokaarten bestaan uit 25 vakjes met verschillende cijfers erin. Het heeft de vorm van 5 bij 5 vakjes. Bovenaan staan de letters B-I-N-G-O en zij vormen de vijf kolommen, waaronder de getallen staan genoteerd. De andere vakjes zijn gevuld met willekeurige getallen tussen de 1 en de 75. Onder de B-kolom staan getallen uit de reeks 1 t/m 15. De I-kolom bevat getallen tussen de 16 t/m 30. De N-kolom bevat getallen tussen de 31 t/m 45, de G-kolom tussen de 46 t/m 60 en de O-kolom bevat getallen uit de reeks 61 t/m 75. Het middelste vakje is altijd leeg, die krijg je al cadeau! Het klinkt nu misschien ingewikkeld, maar als je bingo gaat spelen zul je al heel snel doorhebben hoe het werkt. Belangrijk om te weten is dat de getallen niet gesorteerd staan in de kolommen.

Wanneer heb ik bingo?

Bingo speel je vaak in meerdere rondes. Er wordt van tevoren afgesproken of je als eerste een volle kaart, of een horizontale of verticale rij moet hebben. Je hebt bingo wanneer op jouw kaart die afgesproken vorm van weggestreepte getallen is aangekruist. Roep dan maar hard ‘Bingo!’ door de zaal!

 

Hoeveel bingokaarten kopen?

Voordat het spel begint heb je de mogelijkheid bingokaarten te kopen bij de organisatie van het spel. Hoe meer kaarten je koopt, hoe meer kans je hebt om te winnen. Wat wel belangrijk is om je te realiseren, is dat je ook alle kaarten zelf bij moet houden en af moet strepen. Het oplezen van de getallen kan soms best snel gaan. Lukt het je dan nog om op tijd alle kaarten te controleren of het omgeroepen nummer erop staat? Als beginner kun je daarom beter niet te veel bingokaarten in één keer kopen. Begin eerst eens met één kaart. Als dat goed gaat kun je proberen met steeds iets meer kaarten bingo te spelen.